Benzinebewaarplaats
In 1936 komen we dan uit bij de laatste gebruiker van de merkwaardige panden, die tot 1970 de noordzijde van het Rosmolenplein ‘gesierd’ hebben. Het meest bekend staan zij als de panden van garage Smeulders. En door een serie aanvragen voor een Hinderwetvergunning kunnen we het verloop van dit bedrijf vanaf aanvang tot sluiting mooi volgen.
Kort voordat Smeulders de panden betrok liet de koopman Frans de Rooij, die op dat moment om de hoek in de Hoefstraat woonde, overigens nog een kantoortje timmeren op de verdieping van de voormalige leerlooierij.
Op 24-6-1936 vroeg de Bataafsche Import Maatschappij te ’s-Gravenhage een Hinderwetvergunning aan tot het oprichten eener ondergrondse benzinebewaarplaats met pompinstallatie, inhoud 6000 liter, op het perceel sectie N 9457 en N 10212 aan het Rosmolenplein 15.
Wat moeten we ons daar bij voorstellen? Volgens de beschrijving diende de installatie tot het bewaren, af- en overtappen van benzine. Het ondergrondse reservoir zou door straattankwagens gevuld worden, waarbij de ontwijkende damp uit het reservoir via een dampretourleiding wordt teruggevoerd in de straattankwagen. Het reservoir was beproefd op ene druk van 7 atmosfeer en afdoende tegen roest beschermd.
Een benzinepomp dus.
Deze ondergrondse tank lag zo’n beetje onder de inrit die weliswaar aan het Rosmolenplein ligt maar behoort bij het pand Hoefstraat 310. De benzinepomp stond heel kort aan de straat en het westelijke pand, de voormalige bergplaats voor schors, was omgebouwd tot een garage.
Uitbreiding 1938
Uitbreiding 1943
In 1943 werd het bedrijf opnieuw uitgebreid. Opvallend, want het was oorlogstijd. Desondanks toverde Smeulders zijn garage om tot een heuse ‘autoherstelplaats’ met daarin 3 elektromotoren en een elektrisch autogeen lasapparaat. Volgens de tekening stonden er ook nog een aantal andere elektrische apparaten in de werkplaats.
Ook deze vergunning werd verleend, waarbij Smeulders er wel voor moest zorgen dat de machines geen overlast zoals trillingen, dreuningen en gedruisch aan naastgelegen percelen zouden veroorzaken.
Begin van het einde
Maar in 1947 kwam er een kentering. Het ging Smeulders blijkbaar voor de wind want hij wilde opnieuw uitbreiden. Zijn bedrijf was op dat moment meer dan alleen maar een garage: Olie-, benzine-, autoreparatie-, wasch- en smeerinrichting, zo luidde de volledige omschrijving.
Smeulders vroeg toestemming tot het tijdelijk oprichten van een open garage met Service Station. Hiervoor droeg hij de volgende argumenten aan:
Als je de tekening bekijkt wordt dat direct bevestigd. Smeulders zat met zijn garagebedrijf precies in de onoverzichtelijke draai van de kruising Hoefstraat – Molenstraat – Rosmolenplein. Het is nooit gelukt om hier een deugdelijke situatie te creëren en tot op de dag van vandaag levert dit kruispunt problemen op.
De uitbreiding zou bestaan uit een reparatiebrug op het terrein, een versmalling van het trottoir zodat tankauto’s in een speciale inrit veilig konden parkeren en het verwijderen van de oude benzinepomp. Bovendien zou de ‘Shell-Maatschappij genegen zijn het werk uit te voeren zodat het aesthetisch aanzien in goede handen zal zijn.
Ondanks deze argumenten werd het verzoek afgewezen. Belangrijkste argument was het feit dat het perceel in het partieel uitbreidingsplan ‘Groeseind’ lag en bestemd was voor de oprichting van middenstandswoningen, winkels, kantoren e.d. in een gesloten bebouwing. Daarnaast achtte men de inrichting van Smeulders vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Bovendien bestonden er bezwaren vanuit verkeersveiligheid omdat het trottoir voor voetgangersverkeer ter plaatste geheel zou worden onderbroken.
Sloop … of niet?
Rond 1963 waren de percelen in bezit gekomen van de apotheker J.J.M. van Gorp. Deze wilde de opstallen, die inmiddels in een zeer vervallen staat waren geraakt, slopen. Er was echter een probleem.
De groentekoopman en latere handelaar in honden en geiten Frans de Rooij, die in 1936 een kantoortje had laten maken in de oude leerlooierij, bleek daar nog steeds te vertoeven. En niet alleen om kantoor te houden maar hij zou er al 30 jaar wonen!
Besloten werd dat Van Gorp tot sloop mocht overgaan zodra er andere woonruimte was gevonden voor De Rooij. Maar vanwege de woning schaarste op dat moment kon dat nog wel even duren.
In 1968 bleken de opstallen nog steeds overeind te staan, maar in zwaar deplorabele toestand. Zo zeer zelfs dat het gevaar opleverde voor degenen die zich in de directe nabijheid zouden bevinden.
Een controle ter plaatse bracht het volgende aan het licht:
Frans de Rooij had intussen elders huisvesting gevonden, zodat er geen beletsel meer was voor de eigenaar, Van Gorp, om tot sloop over te gaan. Daarom werd hij aangeschreven tot sloop maar vanwege een lopende rechtszaak werd dit met enkele maanden uitgesteld. De noodzakelijke maatregelen om direct gevaar weg te nemen zouden echter direct getroffen moeten worden.
Maar ook nu weer bleek het maar niet te lukken om van de gedrochten van panden af te komen. Maanden werden jaren en in 1970 stonden ze er nog steeds. Een deel van het dak van een bijgebouw was intussen ingestort, evenals een deel van de langs de straat gelegen voorgevel. Ook het dak was verzakt.
Het hoofdgebouw en een gedeelte van de bijbouw waren nog steeds in gebruik als autostallingsruimte en als werkplaats door A Smeulders, die toen op Rosmolenplein 22 woonde. De brandweer adviseerde na een onderzoek om hem dit voortaan te verbieden en het gebouw binnen een week te ontruimen. Ook uitstel van sloop was geen optie meer omdat het gebouw gevaar opleverde door de bouwvalligheid.
Volgens de brandweer voldeed het uiterlijk van het gebouw niet meer aan de redelijke eisen van welstand… dat lijkt me gezien bovenstaande beschrijving een zwaar understatement.
Sloop
De gemeente bleek nu wel daadkrachtig want na enige vertraging werden de panden in maart 1970 gesloopt. Maar ook nu weer werd er te vroeg gejuicht en een happy end van deze slepende kwestie was nog steeds niet aan de orde.
Na de sloop kwam namelijk aan het licht dat er nog een aantal illegale bouwsels op het terrein waren blijven staan, die eigendom waren van Smeulders. Voor de sloop waren deze blijkbaar niet zichtbaar. Ook waren er overblijfselen van gesloopte auto’s achtergebleven, waardoor de kans op nestelende ratten groot was.
Eind mei 1970 werd Smeulders gesommeerd om alle restanten vóór 1 juli te verwijderen. Op 7 juli constateerde men dat hij daar geen gevolg aan had gegeven: hij had via de gemeente uitstel gevraagd … én gekregen. Voor 1 oktober zouden alle restanten verdwenen moeten zijn.
Eind 1970 was het dan eindelijk zover. Maar niet nadat Smeulders opnieuw uitstel had gekregen en wel tot 1 december. Op 9 december werd geconstateerd dat het terrein vrij was van restanten en klaargemaakt kon worden voor de beoogde woningbouw.